Orkanen, tornado's en Stormen

Heeft u vragen over het ontstaan van extreem weer, of juist antwoorden, dan kunt u die hier plaatsen.
Plaats reactie
Gebruikersavatar
Weerstation Enschede
Senior Member
Senior Member
Berichten: 83
Lid geworden op: 15 nov 2004 15:57

Tornado's

Bericht door Weerstation Enschede » 15 nov 2004 17:31

Er zijn drie belangrijke voorwaarden voor de vorming van tornado's:
• a. voldoende vocht op lage en middelbare niveau
• b. onstabiele lucht
• c. een opstijgende kracht
In een buienwolk, de Cumulonimbus, stijgt de warme en voldoende vochtige lucht op. Deze luchtstromingen worden stijgstromen of "updrafts" genoemd die als voedingleveranciers voor de wolk dienen. In zware buien kunnen de onderlinge temperatuurverschillen hoog oplopen waardoor lucht snel wordt opgetild en er een circulatie op gang kan komen. Dat gebeurt meer op de grens van twee sterk verschillende luchtsoorten. In de Verenigde Staten botst deze warme en subtropische lucht vanuit de Golf van Mexico vaak op de van Canada afkomstige koude polaire luchtmassa.
Het is nog steeds niet duidelijk waarom de ene keer de circulatie wel op gang komt en dat de andere keer een buienwolk geen tornado genereert. Wanneer er wel voldoende circulatie optreedt, kan deze zichtbaar worden gemaakt wanneer deze gevuld wordt met gecondenseerde waterdamp. De snel ingezogen lucht veroorzaakt een snelle luchtdrukdaling aan de grond. Er ontstaat als het ware een luchttekort. Een klein lagedrukgebiedje is dan het resultaat. De lucht (de waterdamp) draait rond het lagedrukgebied snel rond en koelt af waardoor deze spoedig zal condenseren en de draaiende beweging zichtbaar wordt. Een droge wind op ca. 10.000 voet (3 km) en een warme, vochtige wind op 2.000 tot 5.000 voet kan extra energie aan de Cumulonimbus leveren. Nog meer impuls levert een op 7 tot 9 km hoge krachtige straalstroom of jetstream die ervoor zorgt dat de omhoog bewegende lucht vanaf deze hoogte extra aangezogen wordt.

Groeten Jos

Gebruikersavatar
Weerstation Enschede
Senior Member
Senior Member
Berichten: 83
Lid geworden op: 15 nov 2004 15:57

Vervolg tornado's

Bericht door Weerstation Enschede » 15 nov 2004 17:41

Zodra de circulatie weer naar het aardoppervlak uitzakt, komt er een slurf van gecondenseerde waterdamp tot stand. De lucht draait vaak linksom de as van de kolom (cyclonaal) maar soms ook rechtsom (anticyclonaal). Behalve de horizontale draaibewegingen is er ook sprake van een sterke verticale beweging die gezamelijk voor het kenmerkende zuigende effect zorgt. Bij een voldoende hoge omwentelingsnelheid kunnen voorwerpen van een bepaalde massa van de grond worden getild en opgezogen worden. Op bepaalde afstand van de tornado zal het voorwerp vervolgens uit de draaibeweging loskomen en weggeslingerd worden. Wanneer de tornado zodoende de greep op het opgetilde voorwerp verliest zal het onder invloed van de zwaartekracht of een in de wolk voorkomende daalstroom (downdraft) tegen het aardoppervlak gesmeten worden. Dat kan op enkele tientallen meters gebeuren maar soms bij F4 of F5 tornado's ook op meer dan 100 meter afstand, afhankelijk van het gewicht en de grootte van het voorwerp en de kracht van de tornado. Stof, zand, aarde en overig licht materiaal worden als eerste opgezogen en is te zien als de anders gekleurde, omgekeerde pluimvormige wolk onderaan de slurf daar waar deze de grond raakt (zie foto). De kleur van de tornado wordt daarom in grote mate ook bepaald door de kleur van de opgezogen grondsoort. Zo worden soms ook zwarte, gele en rode tornado's gesignaleerd.

Gebruikersavatar
Weerstation Enschede
Senior Member
Senior Member
Berichten: 83
Lid geworden op: 15 nov 2004 15:57

Wat zijn tropische cyclonen?

Bericht door Weerstation Enschede » 15 nov 2004 17:49

Wat zijn tropische cyclonen?
Tropische cyclonen, de naam zegt het al, vinden hun ontstaan in de tropische zone van de aarde. Het zijn in feite van oorsprong depressies die boven voldoende warm zeewater ontstaan en door de voortdurende toevoer van warmte en vocht vanuit de oceaan verder kunnen activeren en daardoor op een gegeven moment kunnen uitgroeien tot een volwassen cycloon met hoge tot zeer hoge windsnelheden die op kunnen lopen tot meer dan 225 km/uur, afhankelijk van de categorie van sterkte (zie schaal). Het verschil met bijv. Europese depressies is dat de tropische cycloon geen fronten heeft. Ze lijken in Europa op de zgn. thermische depressies, alleen zijn ze verder in het geheel niet met elkaar te vergelijken.
De doorsnee van een cycloon ligt gemiddeld tussen de 300-600 km, maar dat kan iets kleiner zijn, of in zeldzamere gevallen van een supertyfoon, in de orde van 700-1000 km. De hoogte van het wolkendek reikt tot gemiddeld 12 a 15 km.

Hoe en wanneer ontstaan ze?
Van groot belang bij het ontstaan is de temperatuur van het zeewater. Zodra de temperatuur van het water de 27 of 27.5 °C bereikt, kan bij eveneens andere gunstige omstandigheden, een tropische cycloon ontstaan. Het hangt dus niet alleen af van de zeewatertemperatuur. Er zijn nog een aantal voorwaarden:
a. bovenin moet een sterke uitstroming van de luchtstroom bestaan (divergentie)
b. het verschil in windrichting en snelheid met de hoogte (verticale windschering) mag niet te groot of te abrupt zijn.
c. uiteraard moet de lucht voldoende onstabiel van opbouw zijn.
d. de plaats van ontstaan moet zich bevinden op 5° NB, 5° ZB of hoger.

In het algemeen vinden de tropische cyclonen hun ontstaan in de Intertropische Convergentie Zone (de ITCZ). Deze zone is het gebied waar de passaatwinden uit het noordelijke- en zuidelijke halfrond bij elkaar komen. Deze stromingen convergeren daar en worden gedwongen op te stijgen. De luchtdruk daalt aan de grond zodat in het gebied van de ITCZ een gordel van lagedruk te vinden is (de doldrums).
In deze zone ontstaan door de sterke aanwarming en de versterkte opstijgende luchtstroom veel bewolking, met name goed ontwikkelde stapelwolken. Uit veel van deze wolken ontwikkelen buienwolken (cumulonimbus). Als zo'n gebied van buien een eigen leven gaat leiden en in de oostelijke straalstroom wordt opgenomen is zo'n 'easterly wave' geboren. Meestal vormen deze 'easterly waves' zich al boven het westen van het Afrikaanse vasteland om vervolgens de Atlantische Oceaan op te gaan. Als aan alle drie genoemde voorwaarden voldaan kan worden, kan zo'n storing zich uitbouwen tot allereerst een tropische depressie. De wind is dan nog niet echt toegenomen, hooguit wat vlagerig.
Naarmate de depressie meer vocht en warmte uit de oceaan oppikt, kan de inwendige motor op gang komen. Van onder stroomt de onstabiele warme en vochtige lucht naar elkaar toe omhoog en stroomt aan de bovenkant weer uit. Aan de randen stroomt de lucht weer naar beneden en kan het spel opnieuw beginnen.

Zoals eerder vermeld moet het brongebied van de beginnende orkaan zich op minstens 5 ° van de evenaar bevinden. Daar krijgt het systeem net voldoende invloed van de draaiende aarde; op de evenaar is die kracht, de Corioliskracht namelijk nul. Door de aardrotatie ontstaat een afwijking in deze circulatie, zodat, op het noordelijke halfrond, de wind linksom (tegen de wijzers van de klok in) om het centrum gaat draaien. Hoe beter die motor gaat draaien, hoe hoger wordt de windsnelheid.
Zodra de windsnelheid toeneemt tot 34 knopen (16 m/sec) of meer, wordt de tropische depressie gedoopt tot tropische storm en krijgt het een naam. De tropische cycloon of orkaan is pas officieel zodra de windsnelheid in de tropische storm is toegenomen naar 63 knopen of hoger (of 33 m/sec, 112 km/uur of meer). Deze snelheid staat gelijk met een windkracht 12. De aan de cycloon gegeven naam is sinds 1979 beurtelings een meisjes- of jongensnaam, bepaald via van tevoren vastgestelde lijsten. Elke regio heeft zijn eigen lijst.
Voor de komende jaren zijn de namen in de volgende namenlijsten te vinden.

Wanneer in het jaar kunnen tropische cyclonen voorkomen?
Dat hangt af van de regio. Ruwweg op het noordelijke halfrond in de zomermaanden en op het zuidelijke halfrond in onze wintermaanden. Nog preciezer is het om te zeggen dat het hoogseizoen 2-3 maanden na het moment van maximale zonshoogte aanvangt. Voor de Atlantische Oceaan is dat de maanden augustus en september. Een uitgebreider overzicht is hieronder te vinden in tabel 1.

gebied seizoen topmaanden
N-Atlant. Oceaan jun.-nov. aug.-okt.
NO-Stille Oceaan jun.-nov. aug.-sep.
NW-Stille Oceaan mei.-dec. jul.-okt.
Golf van Bengalen mei.-jun. mei.-jun.>
sep.-nov. sep.-okt.
Arabische Zee mei.-jun. mei.-jun.
okt.-nov. okt.-nov.
Australië (N-kust) dec.-mar. jan.-feb.
ZW-Indische Oceaan dec.-apr. jan.-apr.
ZW-Stille Oceaan dec.-mar. jan.-apr.
tabel 1. seizoenen tropische cyclonen

In het westelijke deel van het noordelijke deel van de Stille Oceaan (volgt U het nog?) zijn de tropische cyclonen het meest talrijk en het meest actief. Soms groeien ze uit tot kolossale supercyclonen of supertyphonen. Vaak zijn de diverse eilandjes, de Filippijnen en ook Taiwan doelwit bij deze megasystemen. Om een tropische cycloon of 'hurricane' in de Atlantische regio in te delen naar sterkte, wordt gebruik gemaakt van categorieën volgens de Saffir/Simpson-schaal (tabel 2). Behalve naar de windsnelheden wordt ook gekeken naar de luchtdruk in de kern of oog van de cycloon en naar de stormvloed die het aan de kusten veroorzaakt ('stormsurge'). Deze 'stormsurge' is een verhoging van het waterpeil boven het al heersende tij en wordt veroorzaakt door het opstuwen van het water door de enorme snelheid van de wind die over de zee blaast.


cat. wind (mijlen/uur) wind (km/uur) Max. stormsurge (ft) luchtdruk (hPa)
1 74-95 119-153 4-5 >=980
2 96-110 154-178 6-8 965-979
3 111-130 179-209 9-12 945-964
4 131-155 211-249 13-18 920-944
5 >156 >249 >18 <920
tabel 2. Saffir-Simpson-schaal

De hoogste stormvloed wordt meestal bereikt, ca. 25 km oost of noordoost van het oog zodra de het centrum van de cycloon (het oog) aan land komt. Behalve de wind kan ook deze stormvloed veel schade bereiken, vooral wanneer de stormvloed extra hoog wordt wanneer deze samenvalt met hoogtij of nog erger: springtij.

En de volgroeide cycloon?
De structuur
Van boven af gezien, vanuit bijv. een weersatelliet, zijn de meest opvallende kenmerken:
1. een min of meer centraal gelegen minder bewolkte kern ('t oog).
2. een hoge en brede wolkenmuur rond dit oog, vooral ten noordoosten hiervan.
3. de naar buiten uitgewaaierde wolkenbanden en schermen van hoge sluierwolken.
Op de foto hiernaast zijn deze kenmerken vrij goed te zien. Deze 'hurricane', Bertha uit juli 1996, trok op dat moment vlak langs de Bahama's en was een storm uit de categorie 3. Wat ook goed herkenbaar is, is de stroming tegen de wijzers van de klok in om de cycloon heen. Van linksboven op de foto draait a.h.w. de wolken linksom en spiraalsgewijs naar het centrum toe. Direkt rond het oog (het meest zwarte vlekje) is een iets minder donker gedeelte erom heen waar te nemen. Dat is de schaduw die wordt geprojecteerd op de binnenkant van de 12-15 km hoge wolkenmuur.
Die wolkenmuur ('circular exhaust cloud') bestaat uit hoogreikende aaneengeregen buienwolken (cumulonimbi) waar doorgaans de zwaarste neerslag en de sterkste windsnelheden voorkomen. Met name het noordoostelijke kwadrant 10 tot 50 mijlen van het oog vandaan is het gevaarlijkste gebied van een tropische cycloon. De noordoostelijke kwadrant is, gezien in de trekrichting van de cycloon, het rechterboven gedeelte. Op het voorbeeld van de foto is dat het gedeelte direkt boven het oog. Hier stijgt de vochtige en warme lucht met 50 tot 100 km per uur op.
Aan de toppen vindt dan een horizontale uitstroming plaats van uit ijsdeeltjes bestaande wolken, de zgn. sluier- of cirruswolken die ver tot buiten de eigenlijke cycloon kunnen uitspreiden. Ook stroomt er lucht terug naar beneden, het oog in. Deze lucht wordt gaandeweg warmer en veroorzaakt het vrijwel geheel oplossen van wolken binnenin het centrum. De vorstgrens in het oog ligt dan ook een stuk hoger dan net rond het oog (zie doorsnede).
Zoals reeds opgemerkt komen de grootste windsnelheden vlak rond het oog voor in een zone die varieert tussen de 10 en 100 km rond het middelpunt van het oog. De diameter van het oog dat vaak niet geheel rond is maar meer elliptisch van vorm is, is van 20 tot 30 km breed. De lange as van de ellipsvorm ligt in de bewegingsrichting van het oog. Precies in het centrum is de windsnelheid vrij laag en bedraagt o.h.a. een windkracht 3 of 4 (matig), soms nog iets

Gebruikersavatar
dvdijk
Senior Member
Senior Member
Berichten: 424
Lid geworden op: 31 okt 2004 16:24

Bericht door dvdijk » 15 nov 2004 19:16

Tjonge Jos, dat is een heel verhaal, maar een perfecte en duidelijke uitleg.

Voor degenen die nog eens willen spelen met een tornado de volgende link. Je kunt de grootte van slurf instellen en spelen met de drukverschillen. Raad daarna welke kracht de tornado had, van F1 t/m F5.

Groeten, Dick

Fred

Bericht door Fred » 17 nov 2004 04:01

Zo,

Daar moet ik even voor gaan zitten zeg, maar ja het staat er dus ik kan het altijd weer nakijken. Goed verhaal, ook mijn dank voor de moeite Jos!

Groet,
Fred

Gebruikersavatar
Weerstation Enschede
Senior Member
Senior Member
Berichten: 83
Lid geworden op: 15 nov 2004 15:57

Storm

Bericht door Weerstation Enschede » 20 nov 2004 22:27

STORMEN
De laatste jaren lijkt Europa iets vaker geplaagd te worden door stormen dan de jaren daarvoor. Toch is dat na uitvoerig onderzoek door de Klimatologische Dienst van het KNMI niet zo gebleken. Ook zijn de stormen niet direkt zwaarder geworden; de zwaarste storm in Nederland waaide namelijk al meer dan 55 jaar geleden.

Wat is officieel een storm?

Storm is wanneer de gemiddelde windsnelheid over een periode van 10 minuten minimaal 75 km/uur bereikt. Deze snelheid komt overeen met 20,8 m/s of 41 knopen. Dit is tevens de ondergrens van windkracht 9 op de schaal van Beaufort. Een zware storm (windkracht 10) begint bij een snelheid van 90 km/uur, een zeer zware storm - een windkracht 11 - bij 103 km/uur en windkracht 12 (orkaan) bij 117 km/uur of hoger (zie de windschaal van Beaufort). Belangrijk is dus dat men altijd uitgaat van een gemiddelde windsnelheid over 10 minuten. Vroeger bepaalde de waarnemer dat zelf door denkbeeldig de windregistratie te middelen, tegenwoordig berekent de computer nauwkeurig de gemiddelde snelheid. Een windstoot van 75 km/uur is dus nog géén storm! Een windstoot is een kortdurende momentopname en daarom niet representatief als bepalende faktor.

Hoe ontstaat een storm?

Vanaf september nemen op het Noordelijk Halfrond de temperatuursverschillen tussen de tropen en noordpool toe. In de periode oktober t/m maart zijn deze verschillen het grootst. Dit openbaart zich door actieve depressies die door toestroming van warme en koude luchtsoorten op de Atlantische Oceaan gevormd worden. De warmere lucht wordt door de koude lucht opgetild In de nabijheid van een krachtige straalstroom (een medegevolg van de temperatuursverschillen) wordt op 7 tot 10 km hoogte de lucht a.h.w. weggezogen en dat bevordert het uitstromen van lucht bovenin de atmosfeer. Onderin wordt de lucht aangezogen om het tekort aan te vullen. Zolang de uitstroom bovenin groter is dan de instroom aan het aardoppervlak, diept de depressie uit, d.w.z. de luchtdruk daalt in het centrum. Zolang dit proces doorgaat worden ook de luchtdrukverschillen over een horizontale afstand steeds groter. Dit resulteert in een toename van de wind. Uiteindelijk leidt dit tot hoge gemiddelde windsnelheden die windkracht 9 of hoger kunnen bereiken. Dan hebben we dus een storm of wellicht zwaarder dan dit. Hoe zwaar de storm wordt is dus niet zozeer afhankelijk van de luchtdruk in de kern van de depressie, maar veel meer van de grootte van de luchtdrukverschillen rond de kern. Op de weerkaart (zie analyse onder) kunnen we dat zien aan de hand van de isobaren, de lijnen die punten met een gelijke luchtdruk verbinden. Hoe dichter deze lijnen op elkaar staan, hoe sneller de luchtdruk op een bepaalde horizontale afstand afneemt ofwel hoe groter de luchtdrukverschillen zijn.

Begin november 2000 zagen we een diepe depressie waarvan de kern dichtbij Nederland op de weerkaart lag. Dit leidde niet tot een storm aangezien de luchtdrukverschillen aan de west- en zuidzijde pas op grotere afstand van de depressie hoger waren. Daar was - o.a. in Frankrijk, Golf van Biskaje en in het noorden van Spanje - wel sprake van een storm tot zware storm. Dat is op zich vrij normaal. Het gebied met de grootste luchtdrukverschillen en de krachtigste wind ligt meestal ten zuidwesten of westen van de stormdepressie, vaak op ongeveer 100 tot 200 km van de kern vandaan en strekt het windveld zich uit tot ongeveer 600 á 700 km van de kern. Dat kan nogal eens variëeren.

Wanneer kun je in Nederland een storm verwachten?

Storm ontstaat in Nederland meestal bij actieve - niet per definitie altijd diepe - depressies die vanuit Engeland over de Noordzee richting Scandinavië koersen. Vaak zien we dit gebeuren wanneer het stormlaag met de kern over het midden van de Noordzee trekt zodat het windveld Nederland bedekken kan. Afhankelijk waar de grootste luchtdrukverschillen zitten kan dat óf in het noorden óf in het midden en zelfs in Limburg tot een storm leiden. Meestal waait de storm dan uit west of zuidwestelijke richting maar ook uit het noordwesten wanneer de wind over de vlakke Noordzee een lange afstand zonder grote invloed van wrijving kan afleggen, kan de storm flink uitpakken. Trekt de kern van de depressie juist ten zuiden van ons land langs dan passeert het windveld ook ten zuiden en blijft de west- of zuidwesterstorm in Nederland uit. Wijzigt op het laatste moment de koers van de depressie dan kan de storm ons land of een gedeelte daarvan op het laatste moment missen. Zulke veranderingen dienen door de meteoroloog zoveel mogelijk op tijd worden ingeschat zodat voorkomen kan worden om ten onrechte voor storm te gaan waarschuwen. De gerenomeerde weerbureaus volgen de ontwikkelingen op de voet en passen de weersverwachtingen aan als daar aanleiding toe is. Het KNMI heeft - zoals is afgesproken - het laatste woord.
Een stormwaarschuwing wordt dus alleen door het KNMI afgeroepen (zie onderaan verder).

In het voorjaar en de zomer kunnen we in Nederland een heuse maar meestal kortdurende storm verwachten wanneer kleine depressies via het Kanaal langs onze kust of over ons land trekken en zich daarbij snel ontwikkelen tot een zogenaamde Kanaalrat.

Hoe zwaar was de zwaarste storm in ons land en in de omringende landen?

Zoals gezegd kunnen stormen vooral in de periode oktober tot en met april opsteken en wordt er meestal in een smalle kuststrook en op de Waddeneilanden windkracht 9 gemeten, soms zelfs korte tijd windkracht 10. Meestal is windkracht 10 (de zware storm) van korte duur. Een zeer zware storm of een orkaan komt vrij weinig voor en beperkt zich meestal tot boven de open Noordzee of Atlantische Oceaan. De hoogste gemiddelde windsnelheid tijdens een storm werd gemeten op 7 september 1944 in Vlissingen waar een maximaal uurgemiddelde van 122 km/uur (34 m/s of 66 knopen) werd bereikt wat de windmeter kostte; dit komt overeen met een windkracht 12. Maximaal haalde de wind naar schatting uit tot 175 km/uur (48.6 m/s of 94 knopen). Hieronder tonen we de zwaarste windstoten en uurgemiddelden, voorgekomen in Nederland tussen 1900 en 2001:





datum max. windstoot plaats windstoot max. uurgem. omschrijving
km/u m/s kts km/u m/s Bft
5 november 1948 202 56 109 Vlieland ??? ?? ?? water/windhoos
7 september 1944 176 49 94 Vlissingen 122 34 12 orkaan
6 november 1921 162 45 87 Hoek van Holland 115 32 11 zeer zware storm
25 januari 1990 158 44 86 IJmuiden 108 30 11 zeer zware storm
2 april 1973 155 43 84 Vlieland 108 30 11 zeer zware storm
3 december 1999 155 43 84 Huibertsgat 90 25 10 zware storm
28/29 december 1914 151 42 83 Hoek van Holland 115 32 11 zeer zware storm
13 november 1972 151 42 83 Meetpaal Texelhors 104 29 11 zeer zware storm
13 januari 1916 151 42 83 Hoek van Holland 97 27 10 zware storm
14 januari 1984 151 42 83 Gilze-Rijen 97 27 10 zware storm
Het uurgemiddelde viel niet altijd op dezelfde plaats als waar de maximale windstoot werd gemeten. De waarneming van 202 km/uur op Vlieland wordt niet officieel aangemerkt en is berust op een schatting. Dat geldt ook voor de meting van Vlissingen.
De hoogste werkelijk gemeten windstoot is 162 kilometer per uur op 6 november 1921 in Hoek van Holland en staat officieel te boek als de hoogste gemeten windsnelheid.

Hoe vaak.... hoeveel?

De storm met de ergste gevolgen was die van 31 januari en 1 februari 1953, de watersnoodramp. Het hoogste uurgemiddelde van de wind was toen 97 kilometer per uur (windkracht 10). Door de noordwestelijke windrichting werden golven over een lange afstand huizenhoog opgestuwd. In Vlissingen kwam het water tot 4.55 m boven NAP, in Bergen op Zoom zelfs tot 5.15 m. Tot in Westelijk Brabant en het zuiden van het vaste deel van Zuid-Holland kwam het zeewater uit de binnenwateren van Zeeland op het land terecht en overspoelde 175.000 ha. Het was de combinatie hoge deining en de heersende springtij (hoogste waterstand tijdens een moment van hoogwater) dat voor 1835 mensen fataal werd.

In deze eeuw kwam in ons land in totaal 35 keer een zware storm voor waarbij minstens een uur lang windkracht 10 of meer woedde, waarvan 9 vanaf 1990. Twaalf van het totale aantal haalde het kaliber van windkracht 11.
Soms volgen stormen elkaar snel op; in 1928 waren er in de maand 3 in één week tijd! Eind 1999 waren rond kerst binnen 2 dagen 2 stormen waarbij vooral Frankrijk, Duitsland en Zwitserland zwaar werden getroffen. Nederland lag toen aan de relatief rustige noordkant van de stormdepressie. Vliegveld Orly, bij Parijs, registreerde tweede kerstdag 1999 een recordhoge windsnelheid van 110 km/h gemiddeld en windstoten tot 173 km/h. In Duitsland werd op dezelfde dag in Karlsruhe windstoten gemeten tot 152 km/h. In laaggelegen gebied werden zulke windsnelheden landinwaarts in Europa nog nooit eerder gemeten. Op de Feldberg in het Zwarte Woud werd een vlaag van 213 km/h geregisteerd, eveneens plaatselijke records. In totaal kwamen toen 130 mensen om het leven.
De laatste storm in Nederland betrof die van 30 oktober 2000 j.l. toen gemiddeld even op de pier van IJmuiden 94 km/h (windkracht 10) werd gehaald en op de meeste kuststations sprake was van een windkracht 9 uit zuid tot zuidwest. De hoogste windstoten van 125 km/h werden in Vlissingen en op Vlieland gemeten. De storm van 3 december 1999 was in ons land de zwaarste sinds 4 januari 1998. In het gehele noordelijke kustgebied werd gemiddeld over een uur windkracht 10 bereikt (25 m/sec). Deze ging gepaard met zeer zware windstoten, vooral in het oostelijk kustgebied (zie tabel). De laatste zeer zware storm (dus met windkracht 11) was op 25 januari 1990. Opvallend is dat een maand later (op 26 februari) opnieuw een storm opstak, ditmaal een zware storm.

Een windkracht 9 komt in het binnenland wel eens voor hoewel dat weinig gebeurt. Zeer zelden is een windkracht 10 het geval. Bij een windkracht 10 buitengaats of vlak over de kustzone komen landinwaarts meestal zeer zware windstoten voor. Het KNMI noemt zeer zware windstoten windsnelheden van 100 km/uur of hoger. Zware windstoten treden al op bij 75 km/uur of meer.
Eén van de hoogste gemiddelde windsnelheden in het binnenland werd op vliegveld Deelen gemeten: 25,9 m/s (50,3 knopen 93 km/uur) op 17 oktober 1967 om 1200 utc.

Wat is de uitwerking van een storm op onze maatschappij?

Voor een fietser en bromfietser is een windkracht 7 al vrij hinderlijk te noemen; bij een stormachtige wind (kracht 8) wordt het moeilijk je evenwicht te bewaren. Bij een windkracht 9 of hoger wordt fietsen vrijwel onmogelijk en vallen jonge kinderen snel om. Bij windkracht 10 of hoger kan een volwassen voetganger nauwelijks blijven staan. Ook vrachtauto's en auto's met aanhanger en caravans, ondervinden veel hinder van de zeer verraderlijke windvlagen vooral wanneer de buiigheid van de wind groot is. De buiigheid is het verschil tussen de laagste en hoogste windsnelheid op een bepaald moment (zie registratie links).
Een storm is vooral maatschappij-ontwrichtend wanneer er op het moment van de storm veel mensen op de been zijn. De storm van 25 januari 1990 kostte 17 mensen het leven doordat de storm aan het eind van de middag tijdens de drukke avondspits optrad.
Het KNMI heeft sinds enige tijd het weeralarm in het leven geroepen. Bij een (verwachte) windkracht 10 of hoger of bij zeer zware windstoten wordt deze uitgegeven.

De schade aan bomen en gebouwen is afhankelijk van de sterkte hiervan. Bij bomen is de worteldiepte en de ouderdom van invloed op het feit of de boom omvalt of afbreekt dan wel overeind blijft staan. Ook de buigzaamheid van de stam en de takken zijn per boomsoort verschillend. Het is ook weer de buiigheid die uiteindelijk fataal wordt voor de boom. Zelfs bomen in een bos kunnen daardoor omgaan doordat ze niet voldoende tussen de windstoten door tot hun oorspronkelijke stand kunnen herstellen. Flinke schade aan gebouwen treedt in het algemeen op bij windkracht 10 of hoger. Dit wordt in belangrijke mate bepaald door de bouw en type van het huis. Huizen met dakpannen zijn een gemakkelijker prooi zeker wanneer ze vrij in het platteland staan. Dakpannen vallen van het dak, meestal niet aan de windzijde maar aan de andere zijde van het dak waar dikwijls een sterke zuiging optreedt en zodoende de dakpannen van de daken afzuigt.

En dan op zee

Veel wind veroorzaakt ook een toename in de hoogte van de golven op zee. Hoe hoog wordt bepaald door de afstand die de wind over het water aflegt (de fetch), hoe lang een bepaalde windkracht zal uitstaan en ook hoe het (normale) stromingspatroon in de zee is. Bij een noordwestelijke wind zal boven de zuidelijke Noordzee inclusief de Nederlandse kust de golven het hoogst kunnen worden. Bij een zuidwestelijke storm slaan de golven in het nauw van Calais voor een groot deel al vaak stuk voordat ze de Noordzee in lopen. Bij windkracht 9-10 zijn op de Noordzee golven van 5 tot 9 meter mogelijk. Bij windkracht 11 of hoger varieert de golfhoogte tussen 8 en 16 meter, zeer zelden zijn golven tot 20 meter waargenomen. Door verscheidene olie- en gasproductieplatforms, meetpalen en meetboeien worden op de Noordzee automatische metingen van golfhoogten en waterstanden gedaan die samen het Meetnet Noordzee vormen. Op deze platforms zijn sensoren opgesteld voor het meten van windsnelheid en -richting, lucht- en zeewatertemperatuur, luchtvochtigheid en zicht. Sommige platforms meten ook de wolkenhoogte in verband met helicoptervluchten. Van deze gegevens wordt dankbaar gebruiktgemaakt voor de stormwaarschuwingen en verwerkt in de computermodellen, waarmee berekeningen worden uitgevoerd voor de verschillende verwachtingen.

Stormwaarschuwingen

Zoals u in het voorgaande hebt kunnen lezen, is het KNMI door het ministerie van Verkeer en Waterstaat aangewezen als dé waarschuwende instantie.
Deze stormwaarschuwingen voor de scheepvaart, vermeld op de site van het KNMI en teletekstpagina 710, worden opgesteld door de maritiem meteorologische dienst van het KNMI. Sinds 1989 is deze dienst, samen met Rijkswaterstaat Directie Noordzee, gevestigd in het Hydro-Meteo-Centrum Rijnmond in Hoek van Holland. In Middelburg is het voorlichtingscentrum voor Zeeland gevestigd. De waarschuwingen worden gegeven wanneer de meteorologen windkracht 6 of meer verwachten. De extra stormwaarschuwingen worden op zijn vroegst 6 tot 9 uur vóór de storm gegeven, omdat zulke exacte aanduidingen voor een langere periode vooruit niet mogelijk zijn. Voor Rijkswaterstaat is een periode van 6 uur ook voldoende om de nodige maatregelen te nemen. Het KNMI begon in het midden van de vorige eeuw met stormwaarschuwingen via seinpalen langs de kust. De meteoroloog Buys Ballot ontwikkelde zo'n seinpaal om luchtdrukverschillen en de wind die daarmee verband hield aan te geven. In de loop van deze eeuw hebben de seinpalen plaats gemaakt voor masten met kegels, ballen en vlaggen en nachtseinen. In 1921, vijf jaar na de watersnoodramp van 1916, ging de stormvloedseindienst van de Dienst Getijdewateren, tegenwoordig Rijksinstituut voor Kust en Zee, van start. Sinds het midden van deze eeuw worden speciaal voor de stormvloedseindienst door het KNMI de verwachte afwijkingen van de waterstanden berekend. Daarnaast worden verwachtingen gemaakt van golven, deining en getijstromingen.

Gebruikersavatar
Weerstation Enschede
Senior Member
Senior Member
Berichten: 83
Lid geworden op: 15 nov 2004 15:57

Windkracht berekenen?

Bericht door Weerstation Enschede » 21 nov 2004 17:43

Hoe zit dat met de windkracht? En kun je de windkracht ook berekenen?

De windkracht wordt al eeuwen lang gebruikt door de scheepvaart. Een tabel hiervoor werden door verschillende mensen uit de geschiedenis opgesteld. De bekendste is de windschaal van Beaufort, gemaakt door de Engelse admiraal Beaufort reeds in 1805. In 1874 werd deze schaal internationaal door de meteorologen geaccepteerd alszijnde de standaardwindschaal. De windschaal loopt van 0 t/m 12. Hoe hoger op de schaal, hoe harder de wind waait. Bij ons op Meteonet vindt u ook de volledige schaal. Elk schaaldeel of windkracht vormt een bereik van de windsnelheid in knopen, meters per seconde of in kilometers per uur. Windkracht 5 bijv. is een vrij krachtige wind met min. 17 en max. 21 knopen wind of 8.0 t/m 10.7 m/s. De benamingen zijn op zee anders dan boven land. Vrij krachtige wind wordt op zee een frisse bries genoemd. De schaal is overal hetzelfde m.u.v. de benamingen. Een storm is in Nederland windkracht 9 (41 t/m 47 knopen), in Engeland noemt men een windkracht 8 al een storm (gale). De windkracht die u in de weerberichten hoort, is de (verwachte) gemiddelde windsnelheid en is NIET geldig voor de mogelijk verwachte windstoten. Die worden in Nederland in km/uur uitgedrukt en in termen als zware en zeer zware windstoten (resp. bij 75 en 100 km/uur). Als het KNMI het over een storm heeft, dan heeft zij het over een gemiddelde windsnelheid die overeenkomt met een windkracht 9.
Er is een formule om de windkracht (B) te herleiden uit de windsnelheid (V in knopen):
B = de wortel uit (V/1.52) en dan tot de macht 1.333 Neem dan het absolute getal nadat eerst is afgerond, d.w.z. het getal voor de komma.
Gemakkelijker en sneller is het natuurlijk om de windsnelheid in de windschaal op te zoeken en zo achter de windkracht te komen.

Plaats reactie