Pagina 1 van 1

Het weer, natuurkunde vol onzekerheden

Geplaatst: 24 nov 2004 22:22
door dvdijk
Het weer, natuurkunde vol onzekerheden
De praktijk van moderne wetenschap, communicatie en oud bijgeloof

De meteorologie is een stukje natuurkunde dat een geweldige ontwikkeling heeft doorgemaakt. Er is een wereld- en ruimtewijd supernetwerk van waarnemingen en verbindingen, dat functioneert volgens één internationale standaard. Men gebruikt zeer geavanceerde meetapparatuur, computers en rekenmodellen en sleutelt voortdurend aan een nog betere onderbouwing van de verscheidenheid aan theorieën.
De weerkunde staat en valt met de wijze van communiceren, bijvoorbeeld om het product naar de afnemers te brengen. De wereld anno 1999 wenst snelheid en accuratesse - en het wordt vaak maar een van de twee. Dan nog is het de vraag of men begrijpt wat de weerkundige boodschap is.
Is het misschien zo, dat deze tak van natuurkunde zichzelf bij het meten & rekenen en wetenschappelijk 'zekerweten' voorbij gelopen is? Meteorologen in de media zijn in te huren entertainers geworden, het publiek houdt zich vast aan oude weerwijsheden en het plezier aan de verschijnselen van het weer zit met name bij de weeramateurs en bij niet-meteorologen als natuurgidsen, boswachters en gepensioneerde huisartsen in het wild.
Een weerwoord tot slot - om mee te nemen, als waarneming of als verwachting.

Inleiding en probleemstelling.
U heeft zich beziggehouden met 'Natuurkunde tussen hemel en aarde' en dat twee dagen lang. Op een hoog niveau ook, inclusief de lancering van een Ariane-raket aan de andere kant van de wereld.
Tegelijkertijd zaait een onooglijk vrouwtje uit een dorpje in de Betuwe paniek, door hevige stormen en verschrikkelijke overstromingen te voorzien. Zij laat waarschuwingen uitgaan die nationaal worden opgepikt door alle media. Ongeruste mensen bellen hun verzekeringsman, het KNMI en de politie en weten niet wat ze moeten doen. Sommigen wijken uit naar huisjes op hogere gronden. Het voorspelde natuurgeweld blijft uit op de eerstgenoemde datum, maar op een persconferentie meldt het medium Mariska vermoeid, doch standvastig: 'Wat niet is, zal komen'.
Dat hele circus wordt gretig verslagen door zes cameraploegen en een meervoud aan fotojournalisten. 'Hoewel de vragen eenvoudig waren, bleven de antwoorden meestal uit', meldt het NRC-Handelsblad dan nog.
Het medium bemoeit zich óók met 'natuurkunde tussen hemel en aarde' en zij trekt meer aandacht èn krijgt meer vertrouwen dan deze hele zaal vol vaklieden. Wetenschappers in de natuurkunde hebben een probleem -de natuurkunde heeft een probleem. Het gaat allemaal om feitelijke en voor ons bestaan op aarde zeer wezenlijke dingen, maar u heeft hier geen half dozijn TV-reportageploegen op bezoek gehad. Moet dat dan? kunt u vragen. Jawel, denk ik. Ietsje minder mag best, maar je moet wel aan de bak komen in het communicatiepatroon.
Natuurkundigen weten en verklaren veel, maar zij houden hun twijfels. In uw eigen stukken hebt u kunnen lezen- ik citeer "Iedereen weet dat weersverwachtingen niet altijd uitkomen", waarna de verklaring volgt. Het ligt aan de atmosferische condities, het ligt dus aan het weer (even 'kort door de bocht' gezegd). Tuurlijk, dat weten u en ik wel- maar het publiek, uw klanten, uw leerlingen, uw collega's, willen zekerheid. Daarom is dat mediummensje Mariska zo'n wonderkind. Zij biedt vastigheid: "Het gaat fout, uw huis komt onder water te staan. Ga maar mee naar veiliger oorden "(op bungalowpark Rabbitt Hill, of all places).
En als het even verkeerd uitkomt: "Wat niet is, zal komen". Geen moderne wetenschapper moet dat wagen te zeggen. Hij wordt gevierendeeld, zijn instituut wordt opgeheven en zijn discipline wordt als schoolvak geschrapt. Zijn partner wordt verbannen naar Nova Zembla en moet de ijsdrift gaan meten om de satellietmetingen te kalibreren (Want met die metingen wist je 't ook nooit zeker).
Broeikaseffect, El Niño, nieuwe ijstijd, Elfstedentocht: ja, wisten we het maar zeker. Hier zit 'm de crux van het verhaal. Er wordt geweldig veel gemeten, geweten en bewezen in de natuurkunde, maar het levert vooral gedonder op.Van Copernicus en Gallileï vroeger, tot onze beide Nobelprijs-winnaars natuurkunde, deze week nog. De natuurkunde is heel ver gekomen, maar de geleerden konden voor de TV niet in kort bestek uitleggen wat hun bekroonde werk inhield. Dat wekt gewoon weinig vertrouwen en je hebt wéér geen zekerheid.
Mensen vallen dan altijd terug op oude 'zekerheden' -voor waar aangenomen regels en wijsheden van vroeger- en zoeken naar vertrouwde boodschappers. Op het symposium vorige week over risico-communicatie, getiteld "Het Zekere Van Het Onzekere" was de boodschap: Zorg voor een open communicatie over de onzekerheden bij wetenschap en techniek!
Nou, dat is nèt waar u op zat te wachten na twee dagen rapportage van onderzoek, methoden demonstreren en andere vormen van kennisoverdracht. Doen we het weer niet goed? En nog gekker: hoe vertel ik het mijn leerlingen, hoe vertel ik het mijn kinderen? Je leert ze een aantal wetten, onderzoeksvaardigheden en zekerheden, voegt daar wat inzicht aan toe - en daarna moet je zeggen: Eh, maar het kan ook best zijn, dat er iets niet helemaal klopt…
Ik neem u daarvoor verder mee naar het weer, naar de mix van moderne wetenschap & techniek, oud bijgeloof en communicatie met het publiek. Natuurkunde in het wild, eigenlijk - met weergoden om mee te beginnen.
2. Oorsprong en Onwikkeling van de meteorologie
Het draait allemaal om de zon als motor van het hele weerfeest. Zonder zon geen warmte, geen licht, geen voedsel, geen leven. Een rampzalig vooruitzicht, zodat onze verre oervoorvaderen op slag religieus werden toen ze dat doorhadden. De zon, als moeder van alles op aarde, werd aanbeden in vele vormen en maten. Het laatste is heel duidelijk bij de vruchtbaarheidssymbolen. Dat zie je overal terug, bij prehistorische rotstekeningen in Zuid-Zweden tot godenbeeldjes in andere delen van de wereld.
De zonnegodsdiensten hebben het uitgehouden tot het christendom in ons werelddeel aan de macht kwam. In de vierde eeuw hebben bisschoppen de nog heersende zonnerituelen zelfs met geweld de kop ingedrukt. Ook de verering van levenbrengende bronnen en watertjes werd op die wijze sterk ontmoedigd. Een strijd die tot in de achtste eeuw doorging in de Noordelijke Nederlanden en aanpalend Duits en Deens gebied. Bonifacius schoot er zijn hachje bij in. En toen - was daarna de zon uit beeld en daarmee uit de harten van mensen?
Nooit een keer. Oude gebruiken die aan de seizoenen gebonden zijn, bestaan nog. Ook de tradities die de zon aanmoedigen om weer terug te komen en levenskracht te schenken. Ook de feesten die met een lichtje gepaard gaan in donkere tijden. Met onze Paasvuren in Oost-Nederland en verder Europa in, met de meivuren op de Waddeneilanden en de Sint-Jansvuren in midden- en Zuid-Europa, het 'lichie-lopen' met Sint Maarten en de kaarsjes met kerst (midwinter dus), zijn we eigenlijk nog steeds bezig om de zon te vriend te houden.
De oeroude rituelen zijn er natuurlijk niet meer. Maar de erfenis wel. Ik wil daarmee zeggen: die zon- en ook de maan- blijven op een of andere manier in het cultuurpatroon van de moderne westerse wereld vast verankerd. Je kunt hem er niet uit losweken als zijnde 'een puur natuurkundig, wetenschappelijk verschijnsel'. De maanstanden bepalen nog steeds de joodse en de mohammedaans kalenders, en bij ons ook de Paasdatum.
Zo is de weerkunde en de sterrekunde en alles wat er achter weg komt, ontsproten aan waarnemingen die zowel praktisch (landbouwkundig, waterstaatskundig, navigatie) als godsdienstig van aard waren. Machtige en gevaarlijke natuurverschijnselen werden aan de goden toegeschreven. Donder en bliksem konden ja niet van aardse origine zijn? Zonsverduisteringen waren een ramp (nog trouwens: want afgelopen zomer heeft een moeder uit bijgeloof haar pasgeboren kind omgebracht, omdat het tijdens de zonsverduistering geboren werd!). In Athene staat de Toren Der Winden, als oudste meteorologische monument uit de eerste eeuw voor het begin van de jaartelling. De acht voornaamste windrichtingen, die elk hun eigen type weer meebrachten, zijn verbeeld in acht windgoden.
Dat systeem van windrichtingen die het weerbeeld bepalen, heerst nog steeds in San Francisco. Het weer in en om de Baai van San Francisco wordt sterk gestuurd door de openingen in de omringende heuvel- en bergruggen. Elke windrichting levert een eigen type weer op.
Er speelt nòg wat mee in dit verhaal van oorsprong en ontwikkeling: de hemel, het uitspansel zelf. In het donker waren de sterren en vooral de maan opvallende, lichtende elementen, waar je houvast aan had. Zo kwam de 'astrometeorologie' van de grond, waarin men causale verbanden legde tussen de hemelverschijnselen en het aardse weerbeeld.
Al deze waarnemingen sinds de oude Grieken leverden een serie handleidingen op, ervaringsregels eigenlijk, die hardnekkig stand hebben gehouden tot op de dag van vandaag. De overlevering gebeurde aanvankelijk mondeling, maar in de middeleeuwen kwamen ze op schrift. En toen waren de rapen gaar, want je raakt ze nooit meer kwijt.
Al die oude regels en wijsheden duiken weer op nu het jaar 2000 zo aanbreekt. Nu liggen in de boekhandels weer diverse nieuwe drukken van de 100-jarige Boerenkalender van Knauer. Het is een geschrift met langjarige weersvoorspellingen en astrologische raadgevingen van Mauritius Knauer. Hij was abt van het klooster Langheim (Kreis Kulmbach) in Franken en hij publiceerde dit werk in de 17de eeuw. Het wordt nu gewoon weer voor zoete koek geslikt. Ze gaan als broodjes over de toonbank. In 1860 had dit boekje al 180 herdrukken beleefd. Toch zegt Knauer niks anders dan: "dass alles Leben und Wachstum von den Einflüssen und Walten des Himmels und der Gestirne abhängt". Astrometeo-bijgeloof van dik driehonderd jaar geleden en anno 2000 weer goede handel…
Er zijn natuurlijk andere weerregels, gebaseerd op feitelijke observaties. Maar dan kom je al in de buurt van de natuurkunde, in de richting van wetenschap en techniek.
3. De meteorologie komt op: ontdekkingen bij wetenschap en techniek
De groei van het meteovak en de daaraan te grondslag liggende wetenschappelijke inzichten, vormen samen een boeiend verhaal. Je moet instrumenten hebben om te meten en dan heb je weer een theorie nodig, die de uitkomsten verklaart. En als 't communicatiesysteem van paard-en-wagen naar de telegraaf gaat, komt er een dimensie bij. Van 't een komt 't ander. Het steekt eenvoudig in elkaar, als je terugkijkt.
De eerste stap is, met de pas uitgevonden instrumenten, reeksen van metingen op dezelfde stek te doen. Het blijkt dan handig om te kiezen voor eenzelfde meetsysteem, met vaste ijkpunten. Dat is nog steeds een moeilijk punt, want één mislukking van de Mars-sondes, de Polarlander, schrijft men toe aan menselijke fouten -veroorzaakt doordat de makers deels met het metrische systeem werkten en anderen met de Engelse maat. Sinds Celsius en Fahrenheit is er niks nieuws onder de zon- maar 't is wel sneu en kostbaar.
De tweede stap in de meteo was het maken van meetreeksen op meerdere plekken tegelijk. Alweer een dimensie erbij. Pas toen de berichtenservice sneller ging, kon je een beeld krijgen van het weerpatroon in een groter gebied. De spoorwegen zorgden voor een uniforme tijdaanduiding die de lokale zonnetijden verving, en met de elektrische telegraaf kon je vanaf 1848 snel berichten overseinen.
De optische telegraaf met seinpalen op bergtoppen en kerktorens ging toen ter ziele.Vierhonderd kilometer oostelijk van hier, staat op de Burgberg (achter de Weser) de toren v/h 'Telegrafenstation nr. 28 der Königlichen Preussische Optischen Telegraph' uit 1833 dit verhaal waar te maken
Intussen was men d'r al achter dat je met uitsluitend grondwaarnemingen te weinig gegevens hebt. De nationale weerdiensten die (na 't ingebruiknemen van de elektrische telegraaf) vanaf ca. 1850 werden opgericht (KNMI in 1854) gingen aan de slag. Er kwam al snel internationaal overleg en toen kwam ook de derde stap: hogerop meten, de lucht in. Deze derde dimensie, de hoogtewaarneming was in 1780 op een bergstation al begonnen, maar in 1892 ging de eerste officiële weerballon de lucht in.
Voor de uitwisseling van weergegevens kwam in 1929 de eerste internationale meteocode tot stand. Nog steeds een wereldwijd, uniek systeem.
Alles wat daarna gebeurde is niets anders dan een uitbreiding van dit systeem, waarbij in drie dimensies wordt gekeken en gemeten en waarbij de gegevens snel verzonden en bewerkt worden. De Amerikaanse vliegerstations in1879, de radiosondes sinds 1927 en de weersatellieten sinds 1960 zijn een verfijning van de hoogtewaarnemingen. De buienradar, operationeel vanaf 1959 (in de USA - het KNMI kreeg weerradar in 1962) en de zichtmeters langs snelwegen en starbanen van vliegvelden, zijn andere verbeteringen van het 'rechtuit' waarnemen op de aardkloot.
De meetapparatuur zelf wordt steeds verder verbeterd - al blijft het tere punt van zekerheid en betrouwbaarheid, als je alles automatisch wilt laten bekijken en besnuffelen. Het KNMI gaat naar volledige automatisering van waarnemingen toe. Het gaat echter ook om bezuinigingen: jaarlijks vier miljoen gulden als je de menselijke waarnemers afdankt. Bij elk verbeterd meetsysteem, bij elk verbeterd netwerk hoort een checkprogramma dat twijfelachtige gegevens er acuut uitwipt.
Anekdotes: transmissometers met hardnekkig nestelende vogels in de verwarmde meetpijp; spinnennesten op plekken met gelijkmatige warmte; beroete en beslagen lenzen, 'sneeuw' in de zomer vanwege een zwerm muggen, scheefhangende draaipunten windmeters, verzakkende masten en meetopstellingen bij hoge waterstanden, heel geleidelijk uit de calibratie lopende meetapparatuur. Niks nieuws onder de zon, vergeleken met de traditionele parallaxfouten bij het aflezen van kwikthermometers
De groei zit 'm vooral in de automatisering en in de snelle rekensystemen, zodat het waarneemnet nóg dichter kan worden. Je krijgt nu dus nòg sneller meer weermateriaal voor je neus. Vooral de Deutsche Wetterdienst en de Amerikaanse National Weather Service pronken hevig met hun verbeterde systemen. De Amerikanen hebben in 152 weerbureau's nu AWIPS, het Advanced Weather Interactive Processing System, geïnstalleerd.
De meteorologen hebben nu via één werkstation de beschikking over alle gewenste beelden van weersatellieten, de Doppler-radar, het hele vlotje aan gegevens van automatische weerstations en alle 'computer-generated' numerieke weersverwachtingen. Dat scheelt - want toen ik mijn opvolger bij de Meteo Eelde onlangs 's nachts bezocht voor een radioprogramma, zat hij in zijn eentje bij 18 of 19 beeld-schermen het weer te bedwingen.
Via slimme communicatiesystemen en een prachtige instrumententechniek komt dus een massa weergegevens beschikbaar; er is supersnelle rekencapaciteit en dán … - moet je d'r een weersverwachting van bakken voor diverse doelgroepen. Dàt is het doel van al die inspanning!
Daarvoor heb je dan maar twee dingen tot je beschikking, met een ontwikkeling van 150 jaar:
· de weerkundige, zeg maar natuurkundige theorieën en praktijken, hoe het weer in elkaar zit
· de communicatiemethode met je doelgroepen: hoe snel - en hoe vertel ik het mijn klanten?
En wat dacht u, zou dat eind twintigste eeuw een beetje willen lukken?
4. Groeiend inzicht en het risico van misvattingen
Ja, je kunt vasthouden aan een boerenweerregel uit 1515: "Zoals het weer is op de derde dag na volle maan, zo zal het nog tien dagen gaan". Maar dat is bijgeloof met een automatische óverlevering, geen meteowerk.
De weerkunde is een jonge wetenschap, al werken de oudste classificaties nog door. Onze wolkenindeling komt voort uit het werk van Howard in 1802, en de schaal voor de windsterkte is nog steeds gebaseerd op de oppervlakte zeil die een oorlogschip voert, van admiraal Beaufort uit 1806.
Ik ben vroeger eens als getuige opgeroepen in een strafzaak. Als beëdigd en geoefend waarnemer moest ik ergens 'te velde' hoogten schatten in voeten en de windsterkte in knopen. Het zijn meteowaarden die vanouds uit de zeevaart komen en later ook in de luchtvaart in gebruik raakten.
Wat hebben we er nadien bijgeleerd?
Onder meer dat luchtsoorten met aparte eigenschappen gescheiden worden door een hellend vlak, waarlangs zich een hele strijd afspeelt tussen warme en koudere lucht, tussen dalende en klimmende lucht en tussen vochtige en drogere soorten lucht. Zo'n overgangszone kan enkele tientallen kilometers breed zijn, maar ook wel meer dan honderd kilometer. Die dingen bewegen zich sneller of langzamer voort en daarna heb je ander weer. In het kort is dat de frontentheorie van de Noorse school van de meteorologen. Uitgevonden in de jaren dertig en vanwege die hevige strijd langs een min of meer vastliggend scheidingsvlak, zijn die zones 'fronten' genoemd - een analogie uit the Great War, de Eerste Wereldoorlog.
De Tweede Wereldoorlog bracht de ontdekking van de straalstroom op grote hoogten. Amerikaanse viermotorige bommenwerpers vlogen op volle kracht naar Berlijn, maar op een kwade dag haalden ze het doel niet eens, vanwege ongekende stormachtige tegenwinden. Die straalstroom staat thans bekend als de snelwegsturing van de depressies die wij op ons dak krijgen. Na de oorlog ontdekten we ook, dat er een omkering van windrichting kan plaatsvinden, een windsprong op verschillende hoogten. De wind waait dan ineens de andere kant uit. Ook de neerslagtheorieën zijn van jonge datum.
Afgelopen maand kocht ik bij een antiquariaat in Steenwijk de "Korte Handleiding Voor de Weerkunde" van P.J. van Loon. Het is een herziene uitgave van 1921 van een boekje uit 1906. Daarin bestaan nog geen weerfronten, het weerpatroon wordt gevormd door depressies en hogedrukgebieden. Ook de neerslag komt tot stand door 'verdichting van den waterdamp'. Het boekje is compleet met 39 bladzijden.
Vergelijk dat met de "National Audubon Society - Field Guide to North American Weather" van Ludlum uit 1997. Een pocket van 655 pagina's 'bijbeldundruk' met een derde deel schitterend fotowerk èn ook zowat alle bekende weertheorieën erbij - van tornado's tot droogterampen.
Er is in één, twee generaties tijd geweldig veel bijgeleerd. We weten veel van wervelpatronen en circulaties op grote schaal, van de wederzijdse beïnvloeding van grote wateroppervlakten en luchtmassa's. Nouja, van vanalles waar u deze dagen over sprak. Met die kennis maken we weersverwachtingen. We nemen aan dat het klopt en dat we eigenlijk wel zo'n beetje weten hoe het werkt.
Helaas, hoe meer je meet, hoe minder je weet. Recent onderzoek brengt nieuwe feiten en daarmee tekortkomingen in de heersende opvattingen aan het licht. U hoorde deze dagen van de geodetische satellieten die atmosferische omstandigheden als ruis ervoeren. Tot enkele slimme onderzoekers die ruis zelf als meetgegeven hanteerden. En toen bleek dat er meer waterdamp in het zwerk hing, dan de wolken aangaven. Met andere woorden: het cruciale patroon van de waterdampverdeling boven ons, is anders dan we altijd aannamen. De neerslagverwachtingen, de methodiek erachter, moet weer tegen het licht gehouden worden.
Nog zo eentje. Altijd is beweerd dat wolken zelf geen warmte absorberen, ze kaatsen de lichtstralen terug en het thermodynamische hemeltheater is daarmee een intern partijtje. In 1995 bleek dat wolken wèl een flinke hoeveelheid zonnestraling absorberen. De conclusie kon niet anders zijn, dan dat de kennis van de processen waarmee in wolken warmte wordt overgedragen sterk tekort schoot. Daarmee zijn eigenlijk ook de vigerende atmosfeer- en oceaanmodellen aan revisie toe - plus de aangekoppelde klimaatmodellen.
Terugkijkend onderzoek is nuttig, maar nooit doorslaggevend. In 1999 is een onderzoek gepubliceerd naar het weer vanaf 1877, waarbij een mogelijke invloedvan El Niño aan de orde kwam. Prachtig voor het inzicht. Maar voor de praktijk? Ik citeer dr. Bijvoet, ex-directeur van het KNMI en erelid van de Nederlandse Vereniging van Beroepsmeteorologen, over een onderzoek dat hij zelf deed: " Je begreep het beter, je zag het beter, maar het merendeel van die onderzoeken heeft nauwelijks bijgedragen aan de verwachtingen".
Hier zijn we terug bij mijn beginvraag: de kwestie van zekerheid en vertrouwen. Wat claimen we zeker te weten en hoe brengen we dat naar het publiek, in het vertrouwen dat zij òns vertrouwen? Is de meteorologie zichzelf niet een beetje voorbijgelopen?
5. Weer en maatschappij
We hebben het over het weer, dat is op korte termijn en over 't klimaat, als we een langere termijn op het oog hebben. Het weer is grillig in onze regio, het klimaat is mild. Het weer raakt ons dagelijks, het klimaat raakt de toekomst van onze nazaten. Maar hoe je 't wendt of keert - het gaat in alle gevallen om de vier P's: pretenties, prognose, presentatie en perceptie.
Het is verleidelijk om breeduit in te gaan over de relatie weer en maatschappij. Daaraan gekoppeld zit de relatie weerlieden en klandizie, al wordt dat nu vaak eenzijdig vertaald naar commerciële dienstverlening. Ik bedoel het ruimer: alles wat in de weerkunde en omstreken wordt bekokstoofd, dient niet het weer -dat vermaakt zichzelf wel- maar de maatschappij. Alle sectoren of elementen daarvan: ecologie & economie, gezondheid, alle vormen van transport, sociale contacten & het openbare leven en -immer en altijd weer- oorlog & vrede.
Geen supersnelle, zelfdoelzoekende 'slimme' bom kan zonder mooi weer, anders is het geprogrammeerde doel weer niet te vinden. Invasies van hele krijgsmachten worden uitgesteld om het weer, lees het boek 'Operatie Overlord' over de invasie van 1944 maar na.
Ook het gevecht tegen plagen en ziekten heeft een relatie met het weer: sprinkhanenzwermen bewegen zich met de luchtstromingen mee over Afrika. Je hebt een apart specialisme: sprinkhanenmeteoroloog - net als moderne poolexpedities, wereldzeilers en om-de-wereld-ballonvaarders eigen forecasters in dienst hebben. Als ze het niet goed doen, vliegen ze dan de laan uit? Ik heb zoiets nog niet gehoord, maar dat komt ook nog wel.
Kort geleden maakte ik een nasleep mee van een weersverwachting van dit voorjaar die niet uitkwam. Het zit zo. In de vergadering van 18 november j.l. van het nationaal park De Weerribben (NW-Overijssel), klaagden de riettelers over de te lage waterstand in het gebied. Het waterschap meende dat ze binnen de peilnormen waren gebleven - misschien op een kleine periode in april na. Dat waterpeil is van zeer groot belang voor inwoners, schippers, riettelers en boeren en zeker ook huiseigenaren in het lage land.
In april was het waterpeil op voorhand iets lager aangehouden, omdat het waterschap anticipeerde op de weersverwachting die 20 tot 30 mm regen beloofde. Met de overstromingen van najaar 1998 en de afgelopen natte winter in het hoofd - nouja, u begrijpt het.
Die beloofde neerslag kwam niet, de rietpercelen met het jonge gewas -net in de groei- stonden droog en de hele mikmak vroor kapot bij het eerste beetje nachtvorst. Weg hele rietoogst in een heel gebied - met het beste riet van Europa. In dat gebied was het rekening houden met een heldere weersverwachting desastreus verlopen. (De verenigde riettelers gaan hun schade nu claimen.) En toch heeft het waterschap niets anders gedaan dan na wijs beraad, rekening houdend met recente ervaringen, op de weersverwachting vertrouwen. Maar de prognose was waardeloos.
Ergens raak je hier het fenomeen van 'wensweer', het weerbeeld en het weersverloop zou zich moeten voegen naar wat je verwacht. De weersverwachting speelt daarbij een rol, maar als het vertrouwen weg is, als de zekerheid ontbreekt, dan kun je wel zonder weerbericht.
Ook enig onbenul kan je parten spelen. Het overkwam mij op een werkbezoek met collega's aan enkele nationale parken in de Alpen, afgelopen juni. Ik zag dagenlang geen bergtoppen met witte sneeuw in de prachtige zon, alleen maar kletsregen en druilregen. Ik heb de bergschoenen vijf dagen niet droog gehad. "Ach so, dass wundert mich nicht" zei mijn collega van het nationaal park Berchtesgaden, "Wij hebben hier jaarlijks 2000 mm neerslag". Twee tot drie keer zoveel als in Nederland. Mijn wens was prentbriefkaartenweer. De praktijk was soppen en sippen. Mijn perceptie was dus totaal anders.
Wat de prognose betreft: er is een grens aan de voorspelbaarheid. Die heet de voorspelbaarheidshorizon en is afhankelijk van het heersende weersysteem. Alleen bij een stabiele situatie met een keihard hogedrukgebied, kun je een dag of tien in ogenschouw nemen. Bij een depressie ben je sneller uitgekeken. Het te berekenen weer heeft na die kritieke tijdgrens geen verband meer met het beginweer.
Wat wèl kan is de kwaliteit van de kortetermijn-verwachting verbeteren; je hebt immers meer gegevens en je kunt ze sneller verwerken? Als het goed loopt, kun je binnen een kort tijdsbestek op lokale schaal snelle bijsturingen plegen aan de weersverwachting.
In maart van dit jaar uitte Henk van Dorp van het KNMI die pretentie in Intermediair. Een braderie en een optocht hebben daar belang bij. Het waterschap, dat met een traagheid van bemaling van een groot gebied rekening moet houden, kan er echter niks meer mee.
Dus, welke pretenties en presentaties hebben we nog over?
6. Tot slot: zekerheid en vertrouwen met de vier P's
Pretenties, Prognose, Presentatie en Perceptie


We hebben nu de oorsprong en de ontwikkeling van de meteo bekeken, met de drie poten:
1. weergoden en bijgeloof
2. technische en praktische ontwikkeling & groei van het weerbedrijf
3. theoretische perikelen van de weerkunde
We constateerden daarbij dat alle inspanningen bedoeld zijn voor mensen, de klanten zo je wilt. We terug bij de zekerheid en het vertrouwen, gekoppeld aan de 4 P's -Pretenties, Prognose, Presentatie en Perceptie. Het kan best zo zijn, dat het publiek de vaart van de wetenschap niet meer kan of wil volgen. Dat kan komen door een gebrek aan vertrouwen, dat heeft kennelijk een deuk opgelopen. Het kan ook komen door een overschatting van de rol van het meten en weten. Dat laatste kwam vorige week ter sprake op het symposium over risico-communicatie. Jaap van Ginniken stelde dat men te veel vertrouwt op wiskunde en statistiek bij allerlei vraagstukken. Hij zegt "Het probleem is dat men uitgaat van een denkwijze, die in wezen teruggaat op de mechanica van Newton. Dat is het geloof in de Heilige Drie-eenheid: meten is weten, weten is voorspellen en voorspellen is beheersen".
Honderd procent zekerheid bestaat niet, waar de mensen slecht aan willen. Paul Schnabel signaleerde dat het vertrouwen in wetenschappelijk onderzoek er niet meer is. Men kijkt niet als eerste naar de resultaten, men wil weten of de procedure wel goed is. Het motto is: wij moeten kunnen vertrouwen.
Tja, en dan heb je bij het meteovak problemen als je de vier P's verkeerd hanteert.
Eerst die pretenties maar even. Elke meteodienst zegt het zo goed mogelijk te doen, en soms nog beter. De National Weather Service (NOAA-NWS) in Amerika noemt zich de 'no surprise' weerdienst. Hun AWIPS-systeem heeft al drie 'awards' gewonnen. De Deutscher Wetterdienst (DWD) heeft sinds november "der grössten und leistungstärksten Supercomputer der Welt" in gebruik. De weerdienst Meteofax in Berlijn doet het anders. Hun oprichter levert "exacte Wetterberichte, mit denen er den Beweis antritt, dass seriöse Information und Umgangssprache kein Gegensatz sind".
Bij de pretenties hoort de op-de-borstklopperij van de 80% goed score van weersverwachtingen voor 24 uur vooruit, terwijl de vier- en vijfdaagse verwachtingen ongeveer in zes van de tien gevallen correct bevonden wordt. Zet je dit af tegen de score van de oude weerspreuken, dan heb je niet veel gewonnen. Van de 400 getoetste Bauernregeln, die het korte termijnweer voorspellen op basis van 'Naturbeobachtungen', is 80-100% juist. Bij een ander type weerregels, de "überlieferte Witterungsregeln" die al zo'n 200 jaar in gebruik zijn op het platteland is de score 67%. Dit zegt de Westdeutsche Rundfunk op een internetartikel 'Wetterprofi's früher und heute'. Is het dan gek als riettelers en anderen zich vaker wenden tot de beproefde weerregels, tot aan weerbijgeloof toe?
Valt er wat te verbeteren bij de resterende P's Prognose, Presentatie, Perceptie?
De prognose kan kennelijk niet veel beter. De hevige misser van de Paasdagen 1999 doet nog steeds zeer. Maar ook de zakelijke voorspelling van het Ministerie van Verkeer & Waterstaat in het toekomstrapport 'TP 2000' van 1968 kwam niet uit. De beloofde kwaliteit van de weersverwachtingen is niet gehaald. Je merkt het ook aan die buitenlandse weerdiensten: ze mikken op nog meer gegevens en nog meer en snellere gegevenswerking, waarvan men veel heil verwacht.
Ligt het aan de presentatie dan? Ja en nee. Het algemeen publiek wil show zien op TV, want weer is ook entertainment. Sommige weerpresentatoren kun je ook inhuren voor je partijtje of bedrijfsfeest. Zoiets levert niet méér vertrouwen op in de weerpresentatie. Zakelijke meteoklanten willen zo secuur mogelijke gegevens en het liefst zekerheid. Ik denk dat je hen ook kunt zeggen hoeveel marge betrouwbaarheid die specifieke verwachting heeft. Voor het algemeen publiek heeft een verwachting met de kansen in percentages uitgedrukt, weinig zin. De gevoelsmatige of intuitieve waardering van die kansen verschilt geweldig met die van de kale werkelijkheid - wat de nuchtere cijfers eigenlijk aanduiden. Dat wil dus niet…
Het KNMI is de aangewezen instantie voor het uitbrengen van waarschuwingen bij levensbedreigende of maatschappij-ontwrichtende situaties. Men kent de Nederlandse begrippen Weeralert en Weeralarm, waarvoor duidelijke criteria bestaan. Om het belang van zo'n 'zwaar weer' bericht te onderstrepen is een eigen omroeper nuttig, net als bij politieberichten. Ook de reguliere nieuwslezer kan zo'n bericht als speciale waarschuwing meenemen. Je moet het uit de sfeer van het gebruikelijke weerbericht halen.
Er is nog wat raars met waarschuwingen: menig weerman of weervrouw waagt zich aan lullige waarschuwingen: 'verkeershinderlijk' weer, dikke jas aan bij 'windchill' en oppassen op de fiets voor windstoten en meer van dat 'weergezeur', zoals een ingezonden brief in de NRC-Handelsblad van 1 februari 1996 stelde. Die waarschuwings-kolder kan ook beter afgezworen worden. Het werkt de infantilisering in de hand.
Het blijft de kunst om op een geloofwaardige manier het weerbericht naar de klanten te brengen. De gebruikte terminologie is zo'n punt. In 1975 en in 1980 is er onderzoek naar gedaan in Nederland. Deze week had de NOAA-NWS op internet ook een vragenlijst over de terminologie staan. Men is er nog niet uit hoe je het ècht brengen moet. Bij de windkracht gooit het publiek hier de termen hard en krachtig door elkaar en een frontpassage zegt ze ook niet veel.
Het blijft net als in het weerboekje uit 1906 (herdruk 1921): een depressie brengt slecht weer ('die met die krul' op TV) en een hogedrukgebied is mooi weer. We moeten nu wèl een keer af van de weerterm 'storing', het is een onzinwoord. Zo'n lagedrukgebied is gewoon onderdeel van het grote circulatiepatroon op ons werelddeel. Hou het daarbij en gebruik geen term uit een verlopen theoretische beschouwing over een natuurkundig evenwicht. Maak ons weer storingsvrij!
Inmiddels heb ik het over de perceptie van het publiek. Het algemeen weerbericht geldt nu vooral voor de vrijetijdsbesteding, de vakantiebestemming en het geestelijk welbevinden. De zakelijke markt betaalt voor weerberichten op maat. Bovendien kun je overal je weer weghalen, zeker op internet. Het publiek wenst zekerheid van een betrouwbaar type. Is dat het KNMI niet, dan is er wel een Jomanda of Mariska.
Concluderend:
Het lijkt erop dat de dagelijkse meteorologie op zijn tenen loopt en even niet verder reiken kan. Echter door de pretenties van beter meten en weten, gekoppeld aan nog sneller rekentuig, wordt de indruk gewekt dat de meteowetenschap alles kan weten. Dat wordt versterkt door een systeem van waarschuwingen voor zwaar en gevaarlijk weer. Het publiek hoeft zelf niets te ondernemen, het wil blindelings vertrouwen en dat betekent toch weer ongeloof en paniek als er echt wat gebeurt. De nieuwe opdracht luidt echter: leer het publiek leven met onzekerheden en laat ze hun eigen 'overwogen' beslissingen nemen. Een weerman of -vrouw is geen vader of moeder met 16 miljoen kinderen.
De presentatie op radio en TV van de weersverwachtingen gebeurt routinematig of in een entertainmentsfeer. Een scheiding in 'gewoon leuk' weer en een uitgebreide weerpresentatie voor echt geïnteresseerden is nog steeds het overwegen waard. Wat in ons land eveneens nog verder ontwikkeld kan worden, is het nauwer betrekken van het publiek bij het weerbedrijf. Leer ze adequate meldingen doorgeven, vraag naar hun ervaringen bij apart weer -neem ze kort gezegd serieus. In het buitenland zijn hiervan aardige voorbeelden te vinden.
Vier P's hebben we gehad. Tot slot heb ik de vijfde P voor u. Natuurgidsen, boswachters en die huisarts in het wild kennen hem al. Het weer als natuurkundig verschijnsel is een schitterend fenomeen, vol beweging, vol vormen en vol kleur. Steeds nieuw, altijd in de buurt en het is gratis. Daarom geef ik u de vijfde P mee, de P van Plezier aan het weer!